Twee maal per maand is er springttij. In die periodes zijn de waterstanden in het tijgebied altijd wat hoger dan normaal (door de beweging van de hemellichamen). Bij stormtij valt springtij in het Zeescheldebekken samen met een (noord)westerstorm op de Noordzee. Het water -dat dan al heel hoog staat- kan door een stormvloed en de wind nog hoger opgestuwd worden en overstromingsgevaar creëren. De verschillende gecontroleerde overstromingsgebieden van het Sigmaplan kunnen overtollig rivierwater opvangen, zoals dat ook de voorgaande jaren gebeurde. Het is van groot belang om de weersomstandigheden en waterstanden in het oog te houden en juist in te schatten hoe hevig de storm is en hoe ‘gevaarlijk’ de hoge waterstanden zijn. Daarom bestaat er een heuse procedure voor gevaarlijk stormtij in het Zeescheldebekken, die enkele dagen voor het stormtij start:
1) Een team van specialisten ter zake overlegt. Medewerkers van De Vlaamse Waterweg nv
overleggen met experten van het Waterbouwkundig Laboratorium en van het RIS (River Information Center). De voorspellingen voor de storm en de waterstanden worden continu gemonitord, weer- en waterkaarten bekeken.
2) Tijdens een crisisoverleg wordt de beslissing afkondiging procedure ‘stormtij in het
Zeescheldebekken’ genomen.
3) Bij ‘stormtij in het Zeescheldebekken’ zijn de verwachte waterstanden hoog en zullen de
overstromingsgebieden in werking treden. De overloopdijken worden dan afgesloten met een bareel. Als het overtollig rivierwater over de overloopdijk stroomt, is het immers levensgevaarlijk om op de dijk te vertoeven.
4) De overstromingsgebieden treden in werking, water stroomt over de overloopdijk en wordt opgevangen in het overstromingsgebied. Het waterpeil op de rivier daalt daardoor. Tijdens de volledige duur van het stormtij blijven specialisten van permanentie om de weers- en waterstanden in het oog te houden. Pas als de kust veilig is, worden de overloopdijken terug vrijgegeven en zijn opnieuw toegankelijk.