De deskundigen van het Waterbouwkundig Laboratorium in Antwerpen kennen de waterlopen in Vlaanderen door en door. De diepte, de breedte, de hoogte van het water, het debiet (het volume water dat ergens passeert in functie van de tijd) … Ze meten het allemaal op en gieten het in wiskundige modellen.
Maarten Deschamps van het Waterbouwkundig Laboratorium: “We gebruiken vooral hydrodynamische modellen: via heel wat informatie over de rivier (hoogte van dijken, dwarsdoorsnedes, opmetingen van structuren zoals stuwen en sluizen) en wiskundige formules kunnen we in heel het getijgebied (het gebied waarin eb en vloed voelbaar zijn) waterstanden berekenen. Door aan die modellen informatie over de verwachte wind toe te voegen, kunnen we tot tien dagen in de toekomst simuleren hoe hoog het water zal staan. De windsterkte en -richting zijn immers bepalende factoren voor een storm. Vooral de (noord)westenwind speelt ons parten. We nemen de voorspellingen die het model genereert natuurlijk niet klakkeloos over, die data moeten geïnterpreteerd worden. Vanaf dat moment spreken we van ‘verwachtingen’.”
Overloopdijken afsluiten
Als het Waterbouwkundig Laboratorium hoge waterstanden verwacht op de Schelde, verwittigt het De Vlaamse Waterweg. Die kan dan de nodige voorbereidingen treffen: plannen maken, mensen klaarzetten om de dijken af te sluiten … “Onze verwachting voor de waterstand in Antwerpen bepaalt ook welke gecontroleerde overstromingsgebieden zich zullen vullen. Dankzij die informatie weet De Vlaamse Waterweg in welke Sigmagebieden ze de ‘overloopdijk’ moet afsluiten: de dijk langs de rivier waar het water overheen stroomt om in de overstromingsgebieden terecht te komen.”